Toelichting bij berekening EMU-saldo jaarrekening 2017:
Deze cijfers worden gepresenteerd conform het door de ministeriële Regeling Informatie voor derden voorgeschreven format. De bovenvermelde verplichte categorieën en functies wijken af van de door Zwolle gekozen indeling.
Dit voorgeschreven format voor de verantwoording van de werkelijke cijfers t.b.v. de kwartaalopgaves en  jaarrekening heeft ook een andere opzet dan het voor de begroting voorgeschreven format (zie financiële begroting 2017-overzicht EMU-saldo).
De bovenstaande cijfers betreffen alleen de werkelijke transactielasten en -baten. Dit houdt in dat "administratieve" boekingen niet worden meegeteld.  

Tegenover deze lasten-batenbenadering kan ook vanuit de balansmutaties het EMU-saldo worden bepaald. De relevante financiële transacties (categorie 6.1) voor 2017 zijn (bedragen x € 1.000):

kas- en banksaldi

-4.084

kortlopende leningen: opgenomen kasgeldleningen

-4.000

langlopende leningen: financiële vaste activa + vaste schulden

13.793

uitzettingen < 1 jaar + overige schulden + overlopende activa en passiva

12.332

Totaal

18.041

De definitieve jaarcijfers 2017 worden uiterlijk 15 juli 2018 zoals voorgeschreven ingediend bij het CBS. Deze beoordeelt de cijfers waaruit nog correcties kunnen voortvloeien. Ook converteert het CBS de gegevens van alle aangeleverde verdelingsmatrixen  naar de vereisten van de Europese Unie.

De EMU-tekort norm voor de totale decentrale overheden voor 2017 is vastgesteld op 0,3 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Deze norm is in lijn met het Financieel akkoord 2013-2017 dat eerder gesloten is tussen het kabinet en de decentrale overheden. Er is tevens afgesproken om het overeengekomen collectieve aandeel van de decentrale overheden in het EMU-saldo niet uit te splitsen naar gemeenten, provincies en waterschappen.
Voor 2017 zijn dus wederom geen referentiewaardes per gemeente vastgesteld.

In de oorspronkelijke begroting 2017 is geraamd dat de uitgaven € 0,3 mln. lager zijn dan de inkomsten.
In deze jaarrekening zijn de werkelijke uitgaven € 18 mln. lager dan de inkomsten. Een “positief” verschil van € 17,7 mln. dus.

Dit wordt met name veroorzaakt door een voordelig verschil tussen het oorspronkelijk begrote en werkelijke exploitatiesaldo voor reserveverrekeningen o.a. door:
programma Samenleving: opvoedingsondersteuning/-ontwikkeling   -0,6 mln.
programma Inwonersondersteuning: WMO, deelname arbeidsmarkt, jeugdhulp   -10,8 mln.
programma Opvang en bescherming: Beschermd Wonen, huiselijk geweld   4,0 mln.
programma Inkomen: armoedebestrijding   -1,8 mln.
programma ondernemende en levendige stad: economische positie, binnenstad   - 0,6 mln.
programma toekomstgerichte stad: grondbeleid, parkeren   19,9 mln.
programma Vitale wijken: vastgoedbeheer, openbare ruimte   3,5 mln.
programma dienstverlening en bedrijfsvoering   - 2,0 mln.
programma algemene dekkingsmiddelen: algemene uitkering, dividend, raming stelposten   6,3 mln.